* Redactioneel
Op zoek naar de Vlaamse identiteit


* VVA-Algemene Ledendag 2018 - De VVA-prijs


* Paradox binnen Vlaamse beweging


* Prijs voor taalkunde 2017 KANTL

* Brief over doorgeslagen verengelsing hoger onderwijs Nederland



* Engelstalig maar met collateral damage


 

* Waar is de trots van de universiteit naartoe?


 


* Kroniek van Taal en Onderwijs




* 'Mien waar is mijn Koran?'


* Abel Herzberglezing door KHADIJA ARIB

 
* Redding Antwerpse diamanten mei 1940

 
* Daar zijn de transfers weer

 
 
 
 

 





 



 


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
   
 

Vivat Academia nummer 11

oktober 2017

   
   
  Redactioneel
 
Op zoek naar de Vlaamse identiteit


Beste allemaal,

We presenteren U hierbij het eerste E-Zine van het nieuwe werkingsjaar. Er wordt ruimschoots de nodige aandacht besteed aan de Nederlandse taal. Zoals U weet is de verdediging en de zorg voor het Nederlands een van de grote doelstellingen van het VVA. In die context vindt U een brief die “Beter Onderwijs Nederland” heeft  gestuurd naar de Nederlandse informateur over o.m. de doorgeslagen verengelsing en internationalisering van het hoger onderwijs. De Nederlandse regeringsonderhandelingen passeerden eind september de kaap van 200 dagen, en wie weet slagen onze noorderburen erin het tien jaar oude Belgische record te verslaan.  Wat die verengelsing betreft heeft Rik Torfs onlangs toch een verrassende tweet uitgestuurd: “Meer Engels in Vlaams hoger onderwijs noodzakelijk. Wie Engels spreekt maakt niet langer fouten in het Nederlands”. Maar Torfs blijft wel ijveren voor het Nederlands als volwaardige universitaire taal. Verengelsing in de masterjaren is onafwendbaar in deze globale wereld, maar het moet binnen bepaalde perken blijven.

Wat die globalisering betreft: hoe langer hoe meer mensen voelen zich vervreemd en hebben moeite alles te volgen in deze snelle multiculturele wereld. Om die reden wordt er overal in de wereld in diverse media gesproken over de identiteit. Wat is de identiteit van een volk? Ook in Vlaanderen komt daarover een discussie op gang, maar tot dusver hebben we nog niets gezien wat die identiteit effectief  beschrijft of definieert. Het zou een mooie uitdaging zijn voor het VVA om daarover een boek samen te stellen met bijdragen door verschillende personaliteiten uit de academische wereld. Iedereen die daaraan wil meewerken is van harte welkom: het project is niet gemakkelijk en het kan enkel doorgaan mits voldoende medewerking.

Binnenkort verschijnt er trouwens een boek over “Het Merk België” van de vermaarde marktonderzoeker Jan Callebaut (ex-studiegenoot) en Wouter Verschelden (uitgeverij Manteau), waarin zij stellen dat buiten de gekte rond de Rode Duivels, frieten, bier en chocolade er nauwelijks passie voelbaar is rond het merk België. Er is geen verhaal van eenheid, geen bindend idee van ‘Belgian exceptionalism’. De auteurs volgen wel een verrassende rode draad: de Vlaming voelt zich het meeste ‘thuis’ in het huidige België, Franstaligen iets minder en moslims dramatisch minder. Dat heeft natuurlijk grote gevolgen voor de maatschappelijke en politieke toekomst van dit land.

Het toont ook aan dat de Vlaamse Beweging, waar het VVA in het verleden toch een belangrijke rol in heeft gespeeld, het geweer van schouder moet veranderen. We beschrijven dat in ons artikel over de Vlaamse paradox. Indien we als beweging daar niet in slagen zal de klassieke Vlaamse Beweging doodbloeden: de jongere generaties zijn niet meer geïnteresseerd in het oude klassieke verhaal dat wel zijn grote verdiensten heeft gehad. Ook hier moet het VVA in de mate van het mogelijke zijn steentje toe bijdragen. De bepaling van de identiteit is hierbij belangrijk, maar als Vlamingen in de wereld moeten we steeds een open vizier houden op die globaliserende wereld.

Verder vindt U in dit E-Zine nog andere artikelen met daarbij een interessante historische tekst van onze hoofdredacteur over de redding van de Antwerpse diamanten in mei 1940: het zou een mooi scenario voor een film kunnen zijn.


Veel leesplezier!

Paul Becue

 

Omhoog

  De VVA-Algemene Ledendag 2018 - De VVA-prijs
   
 

De Algemene Ledendag van het VVA in 2018 vindt plaats op


zaterdag 21 april 2018 in Gent.


De Centrale Raad en het Hoofdbesuur samen met de VVA-Afdeling Oost-Vlaanderen organiseren deze jaarlijkse bijeenkomst voor alle leden van het VVA.

Voorgesteld thema: “De rol van de academicus in de toekomst”.

Alle informatie over de ledendag zult u kunnen lezen op de pagina Algemene Ledendag van de website van het VVA-Nationaal.

Tijdens de Academische Zitting wordt de 11e VVA-prijs Academicus van het Jaar 2018 toegekend aan een verdienstelijke Vlaming, die wordt gekozen door de Centrale Raad van het VVA op voorstel van de VVA-afdelingen.

Laureaten VVA-prijs 2016 en 2017

An De Moor, VVA-prijs 2016 Frans Debrabandere, VVA-prijs 2017

De lijst met alle namen van de tien laureaten vindt u op de thuispagina van de VVA-website

Voor de eerste keer wordt de prijs gesymboliseerd door het nieuwe beeldje van beeldhouwer Tom Frantzen

Commentaar van de kunstenaar :

“Een schets in zwarte was van de denker, met een knipoog naar 'le penseur' van Rodin. Denkende Vlaamse leeuw zittend op een zuil van boeken.

Hoogte 23 cm.

De patina van het bronzen beeldje heeft een licht geoxideerde bronskleur."

In brons staat dit zuiltje op een bronzen plaatje, waarin onderaan Tom Frantzen de tekst gegraveerd heeft: VVA-prijs en zijn handtekening.

Website: http://www.tomfrantzen.be/


  Omhoog
 

De paradox binnen de Vlaamse Beweging – vernieuwing dringt zich op – Paul Becue

   
 

Al geruime tijd pleit onze VVA-voorzitter voor vernieuwing in de Vlaamse Beweging. Dat heeft hij aangekaart eerst intern bij onze vereniging zelf. Daarna heeft hij het aan de orde gesteld bij het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen (OVV).

U vindt zijn tekst daarover op de pagina Vlaamse academici interactief onder de rubriek VVA-leden publiceren.

Zo begint het artikel van Paul Becue:

Binnen de Vlaamse Beweging bestaat er een merkwaardige paradox. De Vlaamse nationalistische partijen maken sinds jaren furore bij de verkiezingen in Vlaanderen, terwijl de verenigingen van de Vlaamse Beweging zelf hoe langer hoe meer geconfronteerd worden met een sterk vergrijzingsproces en minder leden.

Lees het hele artikel

  Omhoog
 

Proefschriften van Eline Zenner en Anne-Sophie Gyselen bekroond met prijs voor Taalkunde 2017 – Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde (KANTL)
- Juryrapport

   
 

De jury kende de prijs met een ex aequo toe aan Eline Zenner (voor haar werk Cognitive Contact Linguistics: The macro, meso and micro influence of English on Dutch) en aan Anne-Sophie Ghyselen (voor haar werk Verticale structuur en dynamiek van het gesproken Nederlands in Vlaanderen: een empirische studie in Ieper, Gent en Antwerpen).

Lees meer over die toekenning

De uitreiking van de vierjaarlijkse prijs voor Taalkunde gebeurt op woensdag 18 oktober vanaf 15 u.
De zitting van KANTL is openbaar en gratis toegankelijk mits aanmelding.

Lees meer over die zitting

Bijzonder lezenswaardig is de tekst van het juryrapport.

Zo wordt hij ingeleid:

Juryverslag vierjaarlijkse prijs van de Academie voor Taalkunde 2017

Wat er verschijnt in een bepaald vakgebied, is voor een stuk onderhevig aan trends en cyclussen. Op dit ogenblik is er opvallend veel onderzoek naar taalgebruik, eerder dan naar taalsysteem, met de daarbij horende kwantitatieve methodologie in de vorm van statistische modellen. In het aanbod van de jongste vier jaar dat de jury Taalkunde selecteerde, waren er twee werken die er duidelijk bovenuit staken. Zij heeft dan ook beslist beide werken voor te dragen voor de prijs voor Taalkunde van de Academie, en de ledenvergadering is haar daarin gevolgd.

Het gaat om twee proefschriften, het ene van Eline Zenner, in 2013 verdedigd aan de KULeuven, het andere van Anne-Sophie Ghyselen, in 2016 verdedigd aan de UGent. Het werk van Eline Zenner draagt de titel Cognitive Contact Linguistics: The macro, meso and micro influence of English on Dutch. Dat van Anne-Sophie Ghyselen heet Verticale structuur en dynamiek van het gesproken Nederlands in Vlaanderen: een empirische studie in Ieper, Gent en Antwerpen.  Beide werken betreffen actuele thema’s:
(1) de impact van het Engels op het Nederlands (Eline Zenner) en
(2) de relatie tussen dialect, tussentaal en standaardtaal (Anne-Sophie Ghyselen).
Het zijn studies met een sterk empirische inslag, met een daarbij horende methodologie, die ook de statistiek als hulpmiddel aanwendt. Zenner doet in haar studie een beroep op omvangrijke tekstcorpora, terwijl Ghyselen het materiaal voor haar onderzoek verzamelt aan de hand van een brede waaier van interviews. De auteurs geven blijk van een erg kritische reflectie op de eigen resultaten en methode, en hebben oog voor de bredere toepasbaarheid en relevantie van hun werk. Over beide werken had de jury achtereenvolgens het volgende te zeggen.

Lees het volledige juryrapport

  Omhoog
 

Beter Onderwijs Nederland stuurt een brief naar de Nederlandse informateur over o.m. de doorgeslagen verengelsing en internationalisering van het hoger onderwijs

Politici, stop de huidige linguicide van het Nederlands aan onze universiteiten

   
 

Hier vindt u de tekst van het genoemde eerste van de drie thema’s van de brief van 9 september 2017 aan de informateur dr. Zalm en de vier onderhandelaars van de formerende partijen.

Geachte heer Zalm,

Nu de formatie van het nieuwe kabinet in een vergevorderd stadium lijkt te verkeren, wil ik namens de vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) nog graag enkele aanbevelingen doen met betrekking tot het onderwijsbeleid van het nieuwe kabinet. Onze vereniging zet zich al meer dan tien jaar in ter verbetering van het onderwijs in ons land en is nog steeds een van de meest actieve en invloedrijke onderwijsverenigingen in Nederland. Regelmatig hebben wij relevante kwesties aan de orde gesteld en voorstellen tot verbeteringen van ons onderwijs gedaan die later door beleidsmakers en bestuurders zijn overgenomen.

In deze brief zal ik me tot drie prangende kwesties beperken die in het bijzonder de aandacht verdienen van een nieuw kabinet, namelijk:
1) de doorgeslagen verengelsing en internationalisering van het hoger onderwijs,
2) de perverse prikkels in de huidige bekostigingssystematiek en
3) de falende representatie van de leraar/docent in de ontwikkeling van onderwijsbeleid. Voor de komende kabinetsperiode acht BON het zeer wenselijk dat de overheid met betrekking tot deze kwesties de volgende beleidsmaatregelen treft:

  • Roep een halt toe aan de financieel gemotiveerde internationalisering en doorgeslagen verengelsing van het hoger onderwijs (op kosten van de Nederlandse belastingbetaler). Als gevolg van de huidige bekostigingssystematiek in het hoger onderwijs zijn onze universiteiten met elkaar aan het wedijveren op de ‘internationale onderwijsmarkt’ om zoveel studenten binnen te halen; veelal ten koste van hun maatschappelijke en culturele taak én de kwaliteit van het onderwijs. De hogescholen volgen in rap tempo. Om buitenlandse studenten te werven, worden momenteel steeds meer onderwijsprogramma’s in het Engels aangeboden. Of dit vanuit een onderwijskundig, maatschappelijk en cultureel perspectief wenselijk is, doet niet meer ter zake. Een fundamentele discussie over de voor- en nadelen van deze ontwikkeling blijft achterwege en legt het binnen de instellingen zelf meestal af tegen de logica van het geld. Inmiddels vindt daardoor zo’n 80% van de Nederlandse masteropleidingen plaats in het Engels en gaat men er op veel universiteiten toe over om ook de bacheloropleidingen te verengelsen. In het buitenland wordt vervolgens actief geworven om zoveel mogelijk studenten binnen te halen. In plaats van deze buitenlandse studenten kennis te laten maken met de Nederlandse taal en cultuur worden zij in veel gevallen volledig in het Engels opgeleid en bejegend.

Voor de duidelijkheid: BON is een groot voorstander van internationale samenwerking tussen universiteiten, maar vindt wel dat dit gepaard dient te gaan met een zeker respect voor elkaars taal en cultuur. Evenmin is BON tegen het gebruik van Engels aan de universiteit – dat zou onzinnig zijn, maar wij zijn wel van mening dat momenteel het evenwicht zoek is. Universiteiten houden onvoldoende rekening met de maatschappelijke en culturele belangen die in het geding zijn. Dit staat haaks op het ideaal van academisch burgerschap. De verengelsing waarmee de huidige vorm van internationalisering gepaard gaat, druist ook in tegen Europese idealen waarin juist meertaligheid dient te worden gestimuleerd (minstens twee vreemde talen naast de eigen taal). Het oorspronkelijke Erasmus-programma voor Europese studenten was immers bij uitstek gericht op de bevordering van de kennis van elkaars taal en cultuur.
Mede door de enorme stijging van het aantal buitenlandse studenten is de studentenpopulatie aan onze universiteiten sinds 2000 met zo’n 40% gegroeid terwijl het geld dat gemiddeld per student wordt uitgegeven in dezelfde periode van zo’n 20.000 euro naar 14.000 euro is gedaald. De laatste jaren is ook de buitenlandse markt ontdekt en vindt er een immense stijging plaats van buitenlandse aanmeldingen. Mondiaal gesproken kent Nederland verhoudingsgewijs al de meeste buitenlandse studenten (in 2016 ruim 120.000) en dat aantal zal de komende jaren alleen maar toenemen. Omdat de beschikbare middelen niet navenant stijgen betekent dit dat er steeds minder geld per student beschikbaar komt: universiteiten zitten in een race naar de bodem.

Het aantal studenten uit Nederland dat in het buitenland een studie volgt is inmiddels een veelvoud lager dan de instroom van buitenlandse studenten in ons land (zo’n 1 op 6). Aan de Universiteit van Maastricht is inmiddels 56% van de studenten afkomstig uit het buitenland. In het geval van normale marktomstandigheden zou een dergelijke score natuurlijk prachtig zijn, maar hier is sprake van een publiek bekostigde instelling – die in de eerste plaats de Nederlandse samenleving en student ten goede dient te komen. EU-studenten kunnen nu tegen een relatief laag tarief studeren aan onze universiteiten (veelal zonder Nederlands te hoeven leren), omdat hun studie fors gesubsidieerd wordt met het geld van de Nederlandse belastingbetaler. Onze universiteiten hebben daardoor een oneigenlijk marktvoordeel ten opzichte van veel andere aanbieders: er is zogezegd geen gelijk speelveld.

Vooral Nederlandse studenten betalen hiervoor de rekening: terwijl de basisbeurs is afgeschaft, is er per student aanzienlijk minder geld beschikbaar binnen een opleiding en wordt de huurprijs voor studentkamers omhooggedreven door de sterk toegenomen vraag daarnaar. Niet verrassend is dat tegelijkertijd de huisvesting van die buitenlandse studenten ook een groot probleem is.

Zoals ook in het recente rapport van de KNAW naar voren wordt gebracht, is de huidige verengelsing van het hoger onderwijs in meerdere opzichten onwenselijk. De negatieve gevolgen ervan werken door in het gehele Nederlandse onderwijsgebouw (van basisonderwijs tot de universiteit). Het ondermijnt de ontwikkeling en het behoud van het Nederlands als een volwaardige onderwijstaal en het leidt tot een algehele taalverschraling. Het belemmert bovendien de integratie van minderheden in Nederland en zet mensen met een migratie-achtergrond op een extra achterstand. Verder is het een miskenning van onze eigen nationale cultuur en identiteit en werkt het de maatschappelijke tweedeling in de hand. De huidige vorm van verengelsing van ons hoger onderwijs versterkt bij een segment van de samenleving dat niet in staat is om met deze verengelsing mee te gaan het ressentiment jegens ‘de elite’ die nu letterlijk niet meer hun taal spreekt.

Engels is een prachtige taal en BON juicht het toe dat studenten in het kader van de globalisering en hun eigen persoonlijke ontwikkeling daarin goed geschoold worden. Ook buitenlandse studenten zijn wat ons betreft welkom. Daar gaat het ook niet om. We keren ons tegen de doorgeslagen verengelsing van ons hoger onderwijs en achten het noodzakelijk dat de overheid snel ingrijpt. Weliswaar delen wij de opvatting van de KNAW dat er per opleiding gekeken zou moeten worden naar de manier waarop Engels daarin het best een plaats kan krijgen, maar tegelijkertijd zijn we ook van mening dat de tijd van zelfregulering op dit punt voorbij is. De overheid dient nu een grens te stellen. Gezien de dramatische ontwikkelingen van de afgelopen jaren is het niet langer verantwoord om de taalkwestie aan onderwijsinstellingen en opleidingen zelf over te laten. Sinds het begin van het publieke debat dat BON met het Taalcollectief heeft aangezwengeld (ruim twee jaar geleden), is het tempo van de verengelsing van onze universiteiten alleen maar toegenomen. En hoewel minister Bussemaker mede naar aanleiding van dit debat de KNAW heeft benaderd om een rapport over de taalkwestie te schrijven, hebben de universiteiten de uitkomst daarvan niet afgewacht. Zij zijn in een versneld tempo overgegaan tot verengelsing. De overheid moet daarom een veel dwingender standpunt innemen ten aanzien van deze ontwikkeling én toezicht houden op de naleving van de wet (onder andere artikelen 1.3.5, 7.2 en 7.28.2). Die leert ons helder en duidelijk dat aan onze universiteiten Nederlands in beginsel de taal is waarin onderwijs wordt aangeboden, tenzij er een evidente noodzaak is om daarvan af te wijken.

Het is onzinnig te stellen dat universitaire instellingen vanwege het proces van globalisering geen andere keus hebben dan Engels te gebruiken – een belangrijk element van de huidige argumentatie. Elders op de wereld worden namelijk wel degelijk andere keuzes gemaakt, onder andere in ons buurland Vlaanderen waar de overheid ook een grens heeft gesteld aan de verengelsing. De laatste jaren is steeds duidelijker aan het worden dat het proces van globalisering allerlei tegenkrachten oproept en dat het verstandig is om zorg te dragen voor de lokale en nationale dimensie van de samenleving. Dat zouden we ons ter harte moeten nemen. Het is helaas een normale zaak geworden dat Nederlandse universiteiten zich nauwelijks afvragen wat de gevolgen zijn van hun huidige internationaliseringsbeleid voor de Nederlandse samenleving en het onderwijs als geheel. Wat we nodig hebben aan onze publiek bekostigde vaderlandse universiteiten is een gezonde mix van internationale en nationale oriëntatie; het evenwicht is momenteel zoek. Daarom is nu de politiek aan zet.

Er waren en er zijn nog steeds goede redenen om de wet op hoger en wetenschappelijk onderwijs te handhaven (onder andere artikelen 1.3.5, 7.2 en 7.28.2). Natuurlijk is het ook mogelijk om nieuw taalbeleid te ontwikkelen; en daar zijn wellicht ook goede redenen voor. Maar nu wordt er geen beleid ontwikkeld én wordt de wet niet gehandhaafd. Dit leidt tot een wildgroei van het Engels (of beter globish) aan onze universiteiten, met alle negatieve consequenties van dien. Als de Nederlandse overheid niets doet en de huidige bekostigingssystematiek van het hoger onderwijs handhaaft, dan is het onvermijdelijk dat onze universiteiten binnen enkele jaren vrijwel geheel zijn overgegaan tot Engels als de voertaal van onderwijs, onderzoek en bestuur. Vervolgens wordt dan op termijn ook de vraag reëel waarom we ons voortgezet onderwijs nog in het Nederlands zouden aanbieden. Beheersing van het Nederlands is immers ook geen voorwaarde meer voor een universitaire opleiding. Daarmee is meteen ook duidelijk dat uiteindelijk onze nationale cultuur en identiteit in het geding zijn.

BON heeft ruim twee jaar geleden een oproep gedaan aan de politiek en de kamer om ernst te maken met de handhaving van de wet op het wetenschappelijk en hoger onderwijs. Omdat het huidige kabinet de afgelopen twee jaar geen beleid hieromtrent heeft ontwikkeld en de universiteiten in een rap tempo omschakelen naar Engels als voertaal, hebben wij dit voorjaar aangekondigd de gang naar de rechter te maken als het nieuwe kabinet deze ontwikkeling geen halt toe roept. Afgelopen zomer hebben vele duizenden mensen onze petitie daartoe ondertekend en is de kritische discussie over de verengelsing op gang gekomen. Wij hopen dan ook dat het nieuwe kabinet de ernst van de situatie onderkent en, evenals de Vlaamse regering, maatregelen neemt om de huidige linguicide van het Nederlands aan onze universiteiten te stoppen.

Lees de volledige tekst van de brief

  Omhoog
 

Engelstalig, maar met collateral damage – Hendrik Vos

Verengelsing gaat in realiteit ten koste van democratisering”


   
 

Het was geen optie om op mijn achttiende in een Engelstalige opleiding te stappen. Ik betwijfel of ik na drie jaar in staat zou zijn geweest om een master in het Engels te volgen, met een thesis en examens in een taal die ik niet correct onder de knie had. Het zou me aan zelfvertrouwen hebben gemankeerd.

De voorbije twintig jaar veranderde er wel wat. Tieners chatten en facebooken, ze chillen, de dingen zijn cool en bij een bijzondere gebeurtenis hoort altijd Oh My God en soms ook fuck. En toch, bleek recent, valt het Engels niet voor iedereen gelijk uit de boom. Kinderarmoede neemt in Vlaanderen nauwelijks af. Een op de vijf kinderen leeft in een gezin dat zich geen week vakantie kan permitteren. Zijn ouders zijn laaggeschoold, geen kei in talen en hebben geen vrienden in het buitenland. Hoe lager je afkomst, hoe kleiner je wereld. Voor een groot deel verklaart dit de ongelijke kennis van het Engels.

Lees de hele column van prof. H. Vos


  Omhoog
 

WAAR IS DE TROTS VAN DE UNIVERSITEIT NAARTOE?
‘Tilburgh International’ van Yves Petry


Boekpresentatie – kritisch voor taalbeleid universiteit

   
 

Op uitnodiging van festival Tilt verbleef de Vlaamse schrijver Yves Petry vijf dagen in Tilburg. Hij verkende streek en stad grondig, fietste zelfs naar de Loonse en Drunense duinen en kon niet anders dan concluderen dat hij Tilburg een merkwaardige plek op aarde vindt. “200.000 inwoners, maar waar je ook kijkt of bent, het lijkt op een dorp van 10.000 inwoners.”

Het resultaat van zijn verblijf uit zich in ‘Tilburgh International’. Petry: “Er was van alles dat mij choqueerde, maar Tilburg University spande de kroon. Ik schrijf graag vanuit een zekere woede of ongenoegen, en dat werd nergens zo hard opgewekt als hier op de campus.” Duidelijke taal van de Vlaamse schrijver, die naar eigen zeggen een week of twee schreef aan het boek.

Lees hier het volledige verslag


 

Omhoog

 

Kroniek van Taal en Onderwijs – Ghislain Duchâteau
mede namens de Werkgroep Taal en Onderwijs van het VVA

   
 

In eerste instantie gericht aan de leden van het Hoofdbestuur van het VVA en aan de leden van de Centrale Raad van het VVA

Aanzet

Een ruim overzicht van de situatie in Nederland en in Vlaanderen gaf ik in de bijlage bij het Verslag van de Centrale Raad van 18 februari 2017 onder de titel Taal is altijd politiek. Het is aan te bevelen die tekst nogmaals goed te lezen om aan te knopen bij de verdere ontwikkelingen sedert februari van dit jaar.

Lees Taal is altijd politiek


Het VLOR-adviesrapport over Taalbeleid in het Vlaamse Hoger Onderwijs d.d.
14-2-2017

- Brief aan Minister-President G. Bourgeois en Onderwijsminister H. Crevits

De brief is een reactie op het VLOR-adviesrapport over Taalbeleid in het Vlaamse Hoger Onderwijs d.d. 14-2-2017.

In die brief bezweert de Werkgroep Taal en Onderwijs van het VVA de politieke beleidsmensen niets te wijzigen aan de bestaande taalregeling voor het hoger onderwijs. De brief werd meegedeeld aan de leden van het hoofdbestuur en van de Centrale Raad. De brief is te lezen op de VVA-website.

U allen werd meegedeeld: ‘Onze brief die geen directe reactie naar ons toe kreeg, maar wellicht tot op zekere hoogte een signaalfunctie had, heeft in de beslissing van de Vlaamse Regering wellicht toch een ondersteunend en positief effect gehad om die verdere verengelsing, die met onbesuisde kracht vanuit de hogere onderwijsverantwoordelijken wordt gepropageerd, in te dijken.’ (E-postbericht: 2-3-2017)

Ook het antwoord van Onderwijsminister Crevits op onze brief heb ik meegedeeld aan de leden van het hoofdbestuur (E-postbericht 13-3-2017). Ik herinner eraan dat zij stelt dat bij de consultatie van instanties het VVA er ook bij betrokken zou worden.

Het VLOR-adviesrapport i.v.m. het Decreet op de taalregeling in het hoger onderwijs is op vrijdag 24/02 besproken op de Ministerraad van de Vlaamse Regering.
Daar beslisten de ministers dat ze maar op één punt het advies van de Vlor zouden volgen, nl. een versoepeling van het B2-niveau voor anderstalige docenten. Voor alle andere punten hield de ministerraad geen rekening met het Vlor-advies!

- Artikel in VVL-Ideeën Vereniging Vlaamse Leerkrachten 48/4 p. 5
Engels met angels

De Vereniging Vlaamse Leerkrachten vooral bezorgd om de taalgebruikssituatie in middelbare scholen kant zich in dit artikel heftig tegen de aandrang van de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) voor verdere verengelsing in het hoger onderwijs.

- Debat over de onderwijstaal

Op 7 maart 2017 organiseert de universiteit Gent een debat rond de onderwijstaal.
Prof. Yves T’Sjoen van de UGent publiceert een artikel in het digitaal tijdschrift Neerlandistiek,dat bijzonder lezenswaard is.
Ik deel het u hier mee met een inleiding.

UNIVERSITEIT VOERT DEBAT OVER ONDERWIJSTAAL

Een pertinent artikel met heel wat nuancering van de Gentse prof Yves T’Sjoen.
Hij schrijft in het begin van zijn tekst het volgende:

‘Vorige week maakte De Standaard in de bijdrage ‘N-VA tegen meer Engelstalige opleidingen’ bekend dat de “Universiteit Gent [af wil] van de strikte regeltjes die Engelstalige opleidingen belemmeren” (2 maart). Naar verluidt wil het bestuur “meer autonomie” inzake taalbeleid en kunnen de taalnormen voor hoger onderwijs worden versoepeld. Aanleiding voor het persbericht is een advies van de VLOR, de Vlaamse Onderwijsraad, waarin “de afschaffing van die quota” wordt bepleit. De VLOR, waarin ook de hogere onderwijsinstellingen vertegenwoordigd zijn, toont zich met het advies weinig bewust van het verleden en houdt geen rekening met de taalcompetenties van het overgrote deel van het studentenpubliek aan Vlaamse universiteiten.’

Lees het volledige artikel

An De Moor volgde het debat, nam notities en deelde ons die mee:
Zie de pdf die ook aan de hoofdbestuursleden is overgemaakt. (E-postbericht 8-3-2017)

- Op 24 mei verscheen in  het Nederlandse digitale tijdschrift Scienceguide een interview met An De Moor i.v.m. de verengelsing van het hoger onderwijs. (e-postbericht ook aan het hoofdbestuur van 24-5-2017)

Ontwikkelingen rondom verengelsing hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen

- Op 31 mei 2017 ontvingen wij een BON-Nieuwflits. BON is de vereniging ‘Beter Onderwijs Nederlands’ o.l.v. de Amsterdamse prof. Ad Verbrugghe. Daarin kondigt de vereniging een rechtszaak aan tegen de Nederlandse staat. In de Nieuwsflits staat het volgende:

‘BON maakt zich zorgen over de verengelsing van het hoger onderwijs en bereidt een rechtszaak voor tegen de Nederlandse staat. Op basis van artikel 7.2 van de Wet op het Hoger Onderwijs is het de taak van de staat om ervoor te zorgen dat opleidingen in beginsel in het Nederlands worden verzorgd. BON is niet tegen het gebruik van Engels wanneer dit noodzakelijk is. Helaas kiezen veel opleidingen voor het gebruik van Engels vanuit financieel-economische overwegingen. Tevens beheersen studenten de Nederlandse taal onvoldoende.

Verschillende kranten hebben inmiddels aandacht besteed aan ons initiatief, waaronder het Algemeen Dagblad.’

Op dit ogenblik zijn er nog geen gegevens over de voortgang van deze procedure.
Toch heeft BON al succes met zijn initiatief. Op 11 oktober 2017 vernemen we dat in de nieuwe regeringsverklaring een clausule voorzien is waarin wordt gesteld dat de regering voornemens is nauwer toe te zien op de toepassing van artikel 7.2. Het is aangewezen op te volgen in welke mate de nieuwe Nederlandse regering dit voornemen uitvoert.

- Onderzoek aan de Universiteit Gent

HOE GOED LUKT STUDEREN IN EEN VREEMDE TAAL?

Ondanks het steeds terugkerende debat over de verengelsing van het hoger onderwijs weten we weinig over de gevolgen voor de kennisverwerving van studenten. Bij de LEMMA-onderzoeksgroep UGent worden de cognitieve gevolgen bestudeerd van informatieverwerking in een tweede taal, een taal die je minder beheerst dan je moedertaal. En wat ons dat vertelt over hoe het geheugen werkt. (e-postbericht van 4-8-2017)

Lees hier meer daarover

Eric Ponette formuleert enkele bemerkingen daarbij:

1.Uit de studie blijkt niet hoe genuanceerd de aan de studenten voorgelegde teksten in beide talen waren.
2.De achterstelling van de sociaal zwakste groepen (zowel autochtonen als allochtonen) door de verengelsing wordt niet behandeld.
3.  De bedreiging van de verengelsing voor het Nederlands als wetenschappelijke taal, en op termijn als taal, wordt niet behandeld: een cascade-effect in het secundair onderwijs is niet denkbeeldig. (e-postbericht van 8-8-2017)

- 12 juli 2017 het rapport van de KNAW-commissie over de positie van het Nederlands en het Engels in het Nederlandse hoger onderwijs is nu ook openbaar gemaakt. An De Moor geeft er ons kennis van in een e-postbericht:

‘De voornaamste conclusie van het rapport is dat de keuze voor het Nederlands of Engels als onderwijstaal aan universiteiten en hogescholen zorgvuldige afweging vergt. De taalkeuze moet voor iedere opleiding afzonderlijk worden gemaakt op basis van argumenten die te maken hebben met de inhoud en doelstellingen van de opleiding. Daarnaast moet worden gezorgd voor goede ondersteuning zoals het trainen van docenten in het geven van onderwijs in het Engels en een goede integratie van buitenlandse en Nederlandse studenten en docenten in een international classroom. Bovendien is het waardevol om de Nederlandse taalvaardigheid op peil te houden.

Lees het volledige rapport met interessante cijfertabellen daarbij

Minister Bussemaker heeft het rapport overgemaakt aan de Tweede Kamer. Ze vermeldt er al in dat zij ook de Taalunie om een reactie zal vragen.

- Op 6 oktober 2017 organiseerde de KNAW in Amsterdam een debat rond de problematiek.


An De Moor gaf er de visie ten beste van de Raad voor Taal en Letteren van de Taalunie.

‘De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, een op maatschappelijk vlak breed samengesteld onafhankelijk adviesorgaan binnen de Taalunie, heeft zich in het verleden al meermaals uitgesproken over het belang van het behoud van Nederlandstalig hoger onderwijs. Naar aanleiding van de KNAW-verkenning wil ik graag drie elementen benadrukken:
1. Het belang van het afdwingen van de regelgeving en daarbij aansluitend het belang van taalbeleid
2. Aandacht voor studenten met een migratieachtergrond (term kansengroepen is in Nederland niet gebruikelijk)
3. Het tegengaan van de financiële prikkel die momenteel bestaat ten voordele van verengelsing

- De regelgeving op het vlak van taalgebruik in het hoger onderwijs gaat, zowel in Nederland als in Vlaanderen, uit van onderwijs in het Nederlands, waar in bepaalde omstandigheden en met goede redenen beargumenteerd van kan worden afgeweken. De Taalunie is van mening dat de uitgangspunten van de regelgeving overeind moeten blijven, en dat er werk moet worden gemaakt van een beter toezicht op de naleving ervan. De KNAW-verkenning toont aan dat instellingen en opleidingen vaak zonder dergelijke argumentatie overschakelen op het Engels als onderwijstaal. Dat moet in de toekomst beter worden beargumenteerd. Tijdens de (her)accreditatie van opleidingen kan de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) uitdrukkelijker aandacht besteden aan de argumenten die per opleiding voor taalkeuze en taalbeleid worden vermeld. De KNAW-verkenning toont voor de Taalunie het belang van taalbeleid in het hoger onderwijs aan, op het niveau van de instelling en met aandacht voor de specificiteiten van elke opleiding op zich. Op woensdag 8 november organiseert de Taalunie trouwens een bestuurdersbijeenkomst voor de Vlaamse en Nederlandse universiteiten over taalbeleid in het hoger onderwijs.

- De samenleving moet zich bewust zijn van de impact van de verengelsing van het hoger onderwijs op studenten met een migratieachtergrond. Het Engels is voor hen meestal de derde of zelfs vierde taal, en het verdwijnen van opleidingen in het Nederlands, een taal die zij tijdens het basis- en voortgezet onderwijs soms met veel moeite hebben verworven, zorgt dus voor een extra drempel. Dat is des te belangrijk aangezien de meeste afgestudeerden terechtkomen in een Nederlandstalige arbeidsmarkt, waar een hoog niveau van taalvaardigheid in het Nederlands wordt verwacht. Wanneer daar aan de universiteiten geen aandacht aan wordt besteed, gaat dit in de eerste plaats te koste van studenten voor wie het Nederlands niet de eerste taal is.

- Op dit ogenblik hebben de universiteiten een financiële prikkel om over te schakelen naar het Engels, omdat dit de toestroom van buitenlandse, niet-Nederlandstalige studenten, verhoogt, en die hogere studentenaantallen zorgen ook voor bijkomende inkomsten vanuit de overheid. Dit is financieel voordelig voor de universiteiten maar stemt niet noodzakelijk overeen met wat de samenleving belangrijk vindt. Dat betekent dus dat de overheid moet nadenken of er in het financieringsmodel naast studentenaantallen geen andere parameters kunnen worden opgenomen die maatschappelijk relevant worden geacht, zoals een goede inbedding van de instellingen in de regio waar zij gelegen zijn, waarbij het gebruik van het Nederlands als onderwijstaal een van de relevante elementen is.’

In de vorm van notities brengt An De Moor verslag uit van het KNAW-debat in Amsterdam van 6 oktober 2017.

De Taalunie, en in het bijzonder de Raad voor Nederlandse Taal en Letteren, heeft hier in het verleden al heel wat denkwerk over verricht zoals het raadsadvies over het Nederlands als taal van wetenschap en hoger onderwijs en het raadsadvies over taalvaardigheid in het hoger onderwijs. Daarnaast vinden we in het recente advies van de VLOR (Vlaamse Onderwijsraad) over taalbeleid in het hoger onderwijs ook een Vlaams perspectief over hetzelfde onderwerp.’

An De Moor signaleert nog een aantal heel recente publicaties rond de thematiek. Dat toont aan hoe actueel de ‘over-verengelsing’ in de actualiteit staat.

* 29-9-2017 Stop met verengelsen academisch onderwijs - Prof. dr. Annette M. B. de Groot  in het Reformatorisch Dagblad

* 6-10-2017 Wij kiezen voor Engels- én Nederlandstalig onderwijs – Rector UAmsterdam Karen Maex in De Volkskrant

* Er is een interessante evolutie in Leiden waar de faculteitsraad van de bèta-wetenschappen recentelijk tegen de verengelsing van de bacheloropleidingen wiskunde, natuurkunde en informatica heeft gestemd, onder meer met verwijzing naar de wet op hoger onderwijs (“geen noodzaak”). De faculteitsraad zegt ook dat bacheloropleidingen niet specialistisch van aard zijn, slechts een beperkt aantal internationale studenten aantrekken, en dat er dus niet in het Engels hoeft te worden lesgegeven.

* 27-9-2017 besteedde Annette de Groot, hoogleraar experimentele taalpsychologie van de UvA, haar afscheidscollege aan een pleidooi tegen de oprukkende verengelsing van de universiteiten. De Groot betoogt dat er alle reden is aan te nemen dat dit niet zonder gevolgen zal blijven voor de Nederlandse taalvaardigheid van de studenten en de kwaliteit van het onderwijs. Ze deed gisteren ook een – fel gesmaakte – tussenkomst tijdens het KNAW-debat, cfr. An De Moors notities over de KNAW-debat.

* 4-7-2017 zelf voeg ik nog een korte relevante polemische blogtekst toe van hoogleraar Paul Kirschner 'Over wetenschappelijk onderwijs in het Engels' op Blogcollectief Onderzoek Onderwijs.

-  In een heel recente BON-Nieuwsflits vestigt de vereniging opnieuw de aandacht op haar petitie ‘Voor taalrijk hoger onderwijs, tegen taalverschraling door verengelsing’, die nu meer dan 6.000 ondertekenaars heeft en vele reacties heeft gekregen. Niettemin gaat de verengelsing van het universitair onderwijs in Nederland onverminderd verder. Het bericht stelt dat het rapport van de KNAW geen afdoende oplossing aanreikt. BON doet een appel op de politiek om in te grijpen en verwijst naar zijn initiatief tot het aanspannen van een rechtszaak tegen de staat om naleving van artikel 7.2 uit de wet op het hoger onderwijs (dat bepaalt dat de instructietaal in het hoger onderwijs Nederlands is, tenzij er een evidente noodzaak is tot instructie in een andere taal) af te dwingen. Het bericht verwijst ook naar nog zes lezenswaardige teksten rond de problematiek. (VVA-Facebookbericht van 3-9-2017)

Ontwikkelingen rondom de attitudes tegenover het Nederlands en de Nederlandse standaardtaal

-
Op 22 februari 2017 ontvingen we van Peter Debrabandere, zoon van Frans, lid van onze Werkgroep, de volgende mededeling:

‘De Taalunie heeft een werkgroep opgericht over “Standaardtaal en taalvariatie in het onderwijs”. De werkgroep gaat een inspiratietekst samenstellen.

De Taalunie heeft me gevraagd om lid te worden van de werkgroep. Ik ben op de uitnodiging ingegaan en zit nu samen met Steven Delarue (ex-UGent), Frans Hinskens (Meertens Instituut), Vivien Waszink (Instituut voor de Nederlandse Taal), Herman Giesbers (Radboud Universiteit) en Hilde Vanderheyden (Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming) in die werkgroep. Ik hoop er zinvol werk te kunnen doen.’ Intussen heeft Peter al twee vergaderingen bijgewoond van deze werkgroep. Tijdens één van die vergaderingen heeft hij Hans Bennis ontmoet, de nieuwe algemene secretaris van de Nederlandse Taalunie, die in een vorig leven variatielinguïst was aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens de vergadering in Antwerpen van de werkgroep heeft Peter bijzonder krachtig geargumenteerd voor het Standaardnederlands in het onderwijs.

In dat verband heb ik hem het standpunt van onze Werkgroep nog eens duidelijk geformuleerd in mijn antwoord (e-postbericht 22 februari 2017): ‘Een inspiratietekst?

Wat wordt dat dan?

Het standpunt van de Werkgroep Taal en Onderwijs blijft onwrikbaar in deze problematiek: Standaardnederlands hoort voluit in het onderwijs. Persoonlijk wil ik niet toegeven aan de tendensen die de kop opsteken vanuit sociolinguïstische kringen, dat iedereen zijn taalgebruik maar moet aanpassen aan de gegeven taalgebruikssituatie. Inzake taal is normbesef en taalattitude voor het onderwijs heel belangrijk.’

- Naar aanleiding van de publicatie van twee versies van de “Atlas van de Nederlandse Taal” een Nederlandse en een Vlaamse editie en aansluitend bij de thematiek van taalvariatie schrijft Peter mij (e-postbericht 22 februari 2017):

‘Kijk, dat is het wat ik grondig wil bestrijden. Het presenteren van het Nederlandse taalgebied als twee apart te benaderen gebieden. Er is niets op tegen om verschillen te zien tussen NL en VL. Die zijn er. Maar hier gebeurt iets anders. Er is een speciaal boek waarin speciaal gefocust wordt op talige verschijnselen in Vlaanderen en een ander speciaal boek waarin speciaal gefocust wordt op talige verschijnselen in Nederland. Dit is geen voorbeeld van variatiegevoelig taalbeleid, maar van apartheid. Vlamingen mogen dus niet vernemen wat er bijzonder is aan het Nederlands in Nederland. En Nederlanders niet wat er bijzonder is aan het Nederlands in Vlaanderen. Een Vlaming zal alleen het Vlaamse boek kopen en een Nederlander alleen het Nederlandse boek. Dat is dom. Dat is hetzelfde als met de gps-stemmetjes die of Nederlands of Vlaams zijn. Dat is hetzelfde als de Nederlandse of Vlaamse versie van de gedubde Disneyfilms. Een student zei me onlangs: “Ja, meneer, maar ik begrijp die Nederlanders niet.” Ik antwoordde: “Luister twintig jaar lang niet naar Belgische Limburgers, en je zult ook die niet meer begrijpen.” Variatie-ideologie creëert apartheid. Als variatie dan als iets positiefs gezien moet of kan worden, dan zou het iets moeten zijn waarin we ons storten met als doel van al die variaties te proeven, ervan te genieten ... Maar nee, we splitsen alles netjes op en sluiten ons in onze eigen variant op. Daar ben ik tegen. En jij ook, dat weet ik.’

- Op 1 maart 2017 komt Hans Bennis in een interview in De Volkskrant opmerkelijk aan het woord met zijn opvattingen over taal, standaardtaal, taalvariatie en taalverandering. De titel van de tekst zegt al heel wat: Directeur Taalunie: 'Hun hebben' is taalkundig gezien zelfs een verbetering ...

Artikel:
De Taalunie is er niet om voor te schrijven wat je wel en niet kunt zeggen, zegt de nieuwe directeur Hans Bennis. Taal verandert voortdurend, en gelukkig maar.

In de Werkgroep Taal en Onderwijs vinden we aan zijn opvattingen in dat interview niets verontrustends behalve dan Bennis’ uitspraak “maar we moeten ons op een zeker moment wel gaan afvragen of we samen nog wel een taal hebben”. Dat is natuurlijk wél een zorg. Bennis zegt hier ook niet dat het Nederlands vandaag niet meer één taal is. Maar hij suggereert wel de mogelijkheid dat we het Nederlands straks niet meer als één taal gaan zien. Daar moeten we uiteraard bezorgd en waakzaam zijn. (Peter Debrabandere in een e-postbericht van 4-3-2017)

- Op 8 mei 2017 publiceren de Nederlandse Taalunie, het Meertens instituut en de Universiteit Gent een onderzoeksrapport Staat van het Nederlands.

1. Het rapport zelf. U kunt het downloaden via de website van het Meertens-instituut.

2. Al enkele uren voorafgaand aan het rapport publiceert het Nederlandse blad Trouw een artikel over het rapport.

3. Uit het rapport kopieerde ik het besluit met de belangrijkste bevindingen en implicaties in een word-document. Dat document vindt u in de bijlage bij dit bericht (E-postbericht ook aan het Hoofdbestuur van 8-5-2017)

Ik kopieer nog even de laatste alinea van dit besluit:
“Met haar notitie Nederlands als taal van wetenschap en hoger onderwijs (2016) gaf de Taalunie een eerste aanzet tot het ‘beschermen’ van de status van het Nederlands in deze subdomeinen. Onze bevindingen suggereren dat er in het hoger onderwijs en de wetenschap een tendens is om het Engels te kiezen, ook waar het gaat om de Nederlandse taal en letteren. Enige maatschappelijke reflectie hierover kan geen kwaad.”

De eerste reactie van de Taalunie op de belangrijkste conclusies op een rij:

-  Als het onderwijs jongeren goed wil blijven voorbereiden op de arbeidsmarkt, dan moet dat in de eerste plaats in het Nederlands blijven gebeuren, want ook de arbeidsmarkt zelf is in de eerste plaats Nederlandstalig.

- Dit geldt ook voor de masteropleidingen en technische universiteiten, die met name in Nederland overschakelen op Engels. De Taalunie blijft daarom pleiten voor een weldoordacht talenbeleid in het hoger onderwijs waarin Nederlands naast Engels en andere talen een significante positie blijft behouden.

-  Voor informatievoorziening online heeft Engels een stevige positie naast Nederlands verworven, maar Nederlands wordt hierdoor niet bedreigd. Wel kan worden ingezet op een steviger verankering van Nederlands online, bijvoorbeeld door bestaande Wikipedia-artikelen te verrijken met nieuwe data en materialen, zodat ze lezers vollediger informeren en er minder nood is aan ook Engels. In april dit jaar heeft de Taalunie hierover een werkbijeenkomst georganiseerd.

- Het is geen probleem dat Engels voor muziek de voorkeur geniet, zolang ook Nederlands aan bod blijft komen. Nederlandstalige muziek heeft een schare trouwe fans die blijvend moet worden bediend. Dat kan onder meer door te stimuleren dat Nederlandstalige muziek uit een bepaald deel van het taalgebied ook in andere delen een publiek weet te vinden. Met de Lage Landenlijst tijdens de Week van het Nederlands 2016 heeft de Taalunie hiertoe alvast een aanzet gegeven.

- Voor een internationaal georiënteerd domein als de wetenschap is Engels noodzakelijk, maar dat mag niet geheel ten koste gaan van Nederlands. Het is belangrijk dat er ook in Nederlands wordt gepubliceerd zodat wetenschappelijke kennis ook voor de Nederlandstalige samenlevingen zelf beschikbaar komt. Dat vraagt om zowel Nederlandstalige terminologie als populariserende artikelen. Hiervoor kan de Taalunie de komende jaren nieuw beleid ontwikkelen.

Voorgenomen actie

Op 17 juni 2017
in een e-postbericht slaakt An De Moor, die ook lid is van de Raad voor Nederlandse Taal en Letteren van de Taalunie, een alarmkreet over de houdingen van de algemene secretaris Hans Bennis tegenover het Nederlands en de standaardtaal. Ze stelt voor om de teksten rond het Nederlands die binnen de Actie Nederlands Vanzelfsprekend in 2014 zijn ontstaan in een onderhoud aan de algemene secretaris te gaan overhandigen.

De Werkgroep Taal en Onderwijs vergadert daarover op zaterdag 1 juli in Aalst en beslist dat onderhoud aan te vragen. Stijn Verrept zou het contact leggen met de heer Hans Bennis. Later vraagt Stijn meer informatie over de persoonlijkheid van Hans Bennis. Nog wat later constateert Stijn dat hij zodanig van opvattingen over taal verschilt met de heer Bennis, dat hij in geen geval een contact met hem wenst. Ghislain Duchâteau stelt dan voor om met een andere samenstelling van het contactgroepje toch dat onderhoud te hebben. Ons lid van de Werkgroep Els Ruijsendaal die vroeger met Hans Bennis heeft samengewerkt zou als contactpersoon kunnen fungeren. ‘Hans Bennis ken ik sinds de samenwerking in en rondom het Etymologisch woordenboek van het Nederlands. Ik deel je gevoel over de richting m.b.t. het taalbeleid onder zijn leiding.’ Els Ruijsendaal, lid van de Werkgroep Taal en Onderwijs – (E-postbericht 27-7-2017).

An De Moor dringt evenzeer aan op dat onderhoud. Peter Debrabandere daarentegen deelt de mening van Stijn dat Bennis zijn perceptie en opvattingen over het Standaardnederlands toch niet zou veranderen. Ghislain meent dat een confrontatie van Bennis van een andere visie zoals wij die huldigen in onze Werkgroep en in de Actiegroep Nederlands Vanzelfsprekend toch wel zinvol is en gewenst. Peter meent dat de algemene secretaris bij zijn aantreden toch al kennis heeft genomen van onze teksten en dat een gesprek aan zijn opvattingen niets zou kunnen veranderen. Daarop moeten we concluderen dat we afzien van dat onderhoud met Hans Bennis. Stijn Verrept laat mij weten dat hij nadenkt over een andere invalshoek in functie van de ondersteuning van het Standaardnederlands.

Aansluitend bij de actualiteit van de problematiek van de onderwijstaal in het hoger onderwijs en de recente gebeurtenissen daarover en vooruitziend in de nabije toekomst adviseert een eminent lid van de Werkgroep Taal en Onderwijs ons opnieuw actie te ondernemen. In opvolging van de regeringsverklaring van de nieuwe Nederlandse regering kunnen wij vanuit de Werkgroep Taal en Onderwijs het belang van het gebruik van het Nederlands als onderwijstaal aan de universiteiten in Nederland nogmaals beklemtonen. In dat verband is toch hoopvol dat in die regeringsverklaring pertinent de intentie wordt uitgesproken om de toepassing van de Nederlandse wetgeving zorgvuldiger op te volgen. Voor Vlaanderen mogen wij verwachten dat de parlementaire verkiezingen in 2019 opnieuw aanspraken van de beleidsvoeders van de Vlaamse universiteiten om verdere verengelsing in de regelgeving toe te staan zullen opduiken. Een passende preventieve actie met een breed gedragen tekst in de belangrijkste kranten en een veelkoppig bezoek aan de partijvoorzitters in Nederland en in Vlaanderen kan best overwogen worden.


Afronding

Deze kroniek brengt geen uitputtend verslag van het vigerend gedachtegoed rond taal en onderwijs gedurende het voorbije halfjaar. Er zijn nog andere data die wij omwille van de beperking hier onvermeld laten. U kunt daarvoor terecht op de VVA-website Pagina Teksten. Rubriek ‘Al dan niet meer Engels in het onderwijs'.

Uit de kroniek blijkt wel hoe frequent en intens de Werkgroep Taal en Onderwijs de evolutie van het denken en het handelen rond het Nederlands en het Nederlands in confrontatie met het Engels op het niveau van het hoger onderwijs opvolgt en daarin ook positie kiest. Wij wensen met dit verslag het Hoofdbestuur, de Centrale Raad en de hele VVA-gemeenschap bij deze thematiek te betrekken.

Wij zullen deze aangelegenheid ook op de voet blijven opvolgen. De positie van onze eigen taal in de maatschappij van nu en later kan op bepaalde momenten bijzonder precair blijken, is nochtans van enorm belang voor de beleving van onze identiteit en is het waard om daarvoor de mogelijke en de nodige inzet op te brengen.

Ghislain Duchâteau

14 oktober 2017


  Omhoog
 

“Mien waar is mijn Koran?”  -  Joris Luyckx

   
 

                                      

There are signs that Allah will grand Islam victory in
Europe-without swords, without guns, without conquests.
The 50 million Muslims of Europe will turn into a Muslim
Continent within  a few decades “(1)

 Muammar al-Gaddafi (1942-2011
Joris Luyckx


We zullen nooit Islamologen worden, want onze kennis van de Islam en de Koran is beperkt . Zonder “minarettenvreter“ of  “islamofoob “ te zijn kan toch worden gesteld, dat de Islam naar oorsprong en in de feiten en  letterlijke toepassing  een fanatieke religie is met vrouwonvriendelijke trekken.

In de 7e eeuw werden de Arabieren (Islamieten, Mohammedanen, Muzelmannen, Saracenen) de schrik van de christelijke wereld. Onder invloed van de profeet Mohammed veroverden zij op enkele tientallen jaren een uitgebreide politieke macht. Door hun stijgend fanatisme verdrongen zij de christelijke godsdienst in Voor-Azië en Noord-Afrika en ontwikkelden zich door hun toenemende beschaving en militaire macht tot gevaarlijke tegenstanders.

Mohamed Ibn ‘Abd ‘Allah werd in 569 of 570 in Mekka geboren. Volgens de traditie behoort hij tot een aanzienlijke familie, die van Hashim, van de stam Koeraysh. Terwijl hij dus in materiële welstand leefde moet Mohamed, een tot ascese geneigde zoeker en dromer, langzamerhand innerlijk voorbereid zijn geworden op het ontvangen van Allahs openbaring.

Gehuwd met Kadisja, een rijke weduwe, interesseerde hij zich voor de godsdienstproblemen van de Arabieren, van de Joden en van de christenen. Door allerlei visioenen begunstigd zou hij profeet van Allah worden, de afgodendienst in de Kaaba uitroeien en de verering van de éne God herstellen. Hij voelde in zich de profeet ontwaken en begon omstreeks 620 zijn predicaties.

Toen zijn stamgenoten hem voor gek verklaarden en zelfs naar het leven stonden, vluchtte hij in 622 (hedsjra) met enkele getrouwen uit Mekka naar Yatreb ,,later Medina al Nabi" of “Medina, de stad van de Profeet“ genoemd. De joden werden uit Medina verdreven (627).

Hij zag het aantal volgelingen snel aangroeien en ondernam tochten over heel Arabië. Zijn beruchte wekroep tot de Heilige Oorlog tegen de ongelovigen bracht hoogspanning in het land. In 630 trok hij  aan het hoofd van duizenden soldaten triomfantelijk Mekka binnen, verbrijzelde de afgodenbeelden en maakte zijn geboortestad tot een druk middelpunt van het nieuwe Arabië. Slechts twee jaar overleefde hij de eenmaking en vertrouwde aan zijn opvolgers de bekering van de wereld toe. De oasen in Jordanië en Syrië kwamen onder Mohammeds protectie.

De lijst van veroveringen werd langer en langer: Egypte (630), Irak (632), Perzië (640), Lybië (644), Cyprus (647), Noord-West Afrika ( 670), Spanje en grote gebieden in Azië (711). In de periode van 756 tot 1031 bloeide de Moors-Arabische beschaving in Andalusië met Cordoba als hoofdstad. De Moslims werden verslagen bij Tours en Poitiers en uit Frankrijk teruggedrongen over de Pyreneeën (732). De veroveringstocht van de Islam leek niet te stuiten. In 1099 werd Jeruzalem bevrijd door de kruisvaarders maar in 1453 veroverden de Ottomaanse Turken Constantinopel en drongen door tot de poorten van Wenen.

In 2003 waren in Frankrijk 1545 moskeeën en in 2014 waren er 2390 bidplaatsen. Naar aantal schat men 7,5 % van de Fransen als moslim en 5,90 - 6% in Nederland en België. In Limburg raamt men het percentage op 5,9 % of 50.457 moslims.

De leer van Mohammed werd neergeschreven in de Koran (Corân, voorlezing), het heilige boek van de Mohammedanen, een soort evangelie en tevens een codex van voorschriften. De Koran werd op last van Mohammeds opvolger Aboe-Bekr (632-634) in 114 hoofdstukken (soeren) gebundeld. In de I9e eeuw werd hij aangevuld door enkele kapittels uit de Soena of mondelinge overlevering. De leerstellingen of de Islam (overgave aan Allah) werden samengevat in drie grondpunten: een sterk monotheïsme (Allah, Allah alleen is God en Mohammed is zijn voornaamste en laatste profeet), een somber fatalisme dat de eindbestemming van elke sterveling vooraf bepaalt en tenslotte een vergelding na dit leven, hetzij in het paradijs vol genot (o.a. de fameuze 70 maagden), hetzij in de gehenna met haar gruwelijke straffen. Als verplichtingen golden de vijf zogenaamde zuilen uit de Islamitische zedenleer: vijfmaal daags bidden met het gelaat naar Mekka gekeerd; gedurende één maand van het jaar de ramadan (hete maand) vasten; aalmoezen uitdelen aan de armen; minstens één maal in het leven op pelgrimstocht gaan naar Mekka, en ten slotte zijn aandeel bijdragen tot de Heilige Oorlog voor de verdediging en de uitbreiding van Allahs rijk. De Islam was bedoeld als een godsdienst voor militairen en moest tot een snelle verspreiding leiden.

Er is in de voorbije decennia reeds heel wat inkt en bloed gevloeid over de interpretatie  en toepassing van de Koranteksten. Deze teksten moeten van commentaar worden voorzien en de  islamgeleerden schreven vooral in het Arabisch, een taal die door de meerderheid van de moslims (o.m. Aziaten) niet begrepen wordt. Wel is er een fundamentele ongelijkheid in de wetteksten tussen man en vrouw. Voortdurend worden we geconfronteerd met gelovigen die de heilige boeken lezen en letterlijk interpreteren.
Het mag geen verwondering wekken dat niet altijd de verlichte Islam gepredikt wordt. Hoe langer hoe meer hebben de Imams de Wahabitische of Salafistische interpretatie gegeven, de Sharia wordt niet opgelegd door de wet maar door de macht.

Er is een secularisering, een toenemend aantal moslims worden culturele moslims. Een ander aantal moslims radicaliseert. Het salafisme is een puriteinse strenge stroming overgewaaid uit Saoedi-Arabië en Jemen. Salafisten trachten te leven zoals de profeet dit deed in de zevende eeuw. Alleen Gods wil telt op aarde. De salafist leest letterlijk de Koran in al zijn gruwelijkheden en dat leidt tot vreemd gedrag en onmenselijke daden zoals die van Al Qaida die een islamitisch wereldrijk willen vestigen gebaseerd op het kalifaat. De wetten (Sharia ) moeten nageleefd worden.

De enige reden waarom islamcritici een boek uit de 7e eeuw citeren, is dat miljoenen mensen dat boek als letterlijk gedicteerde woord van God beschouwen, onfeilbaar en eeuwig geschapen samen met de wereld bij het begin der tijden. In de Koran staan nu eenmaal veel haatverzen en jammer genoeg kan niet iedereen die spreidstand opbrengen die nodig is om die naast zich neer te leggen. Niet iedereen kan de intellectuele kronkels opbrengen om elk koranvers achter zijn ware context onder te brengen.
                                                                                                                      
Joris Luyckx

De auteur is Ereraadsheer in het Hof van Beroep van Antwerpen..
Hij is lid van het VVA-Limburg.

(1) vrij vertaald “ We hebben geen geweer of terroristen nodig - we veroveren Europa met de Islam, 50 miljoen Moslims zullen van Europa een Moslimcontinent maken.


  Omhoog
  DE ABEL HERZBERGLEZING VAN MEVROUW KHADIJA ARIB

‘We zijn te lang onverschillig geweest’
   
 

Abel Herzberglezing - Waar ging het mis tussen autochtone Nederlanders en nieuwkomers? Die vraag stelde de vorige Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib op zondag 17 september 2017 in de 28ste Abel Herzberglezing.


In haar lezing gaat het over hoe we zorgvuldig kunnen omgaan met de waarden van ons huidige democratische stelsel. Specifiek heeft zij het over de integratie van Marokkaanse Nederlanders.

Haar verhaal is betekenisvol en je moet de tijd ervoor uittrekken om het te beluisteren. Het is brandend actueel.

https://www.youtube.com/watch?v=0FFq54ccjyY

1 u 24 m 20 sec

(Lezing zelf van minuut 9.30 tot 52.10 – daarna interactie met het publiek)

  Omhoog
 

DE REDDING VAN DE ANTWERPSE DIAMANTEN IN MEI ‘40
Een verhaal met James Bond allures  - Bruno Comer

   
 

Samenvatting

In 1940 was Paul Timbal gedelegeerd bestuurder van de Antwerpse Diamantbank. Op 11 mei bracht hij de diamanten die de bank onder haar hoede had en zeker 100 miljoen frank (van toen) waard waren, over naar Brussel. ‘Why the Belgian Diamonds Never Fell into Enemy Hands’ brengt het verhaal van de odyssee die daarop volgde en pas op 23 juni zou eindigen in Londen. Dag na dag beschrijft Timbal deze zes turbulente weken die zich afspelen tegen de achtergrond van de Duitse Blitzkrieg en de exodus die erop gevolgd is. De verwarring en de levensomstandigheden van die tragische periode tekenen de sfeer in dit boek. Er komen heel wat gegevens aan het licht over de standpunten van topfiguren uit de financiële en diamantwereld, over het gedrag van de politici en over de dilemma’s waarmee Timbal af te rekenen krijgt. Het verslag is meer dan drie jaar na de feiten geschreven, maar de passie van die dagen klinkt er krachtig in door.

Eind 2014 verscheen bij de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis ‘Why the Belgian Diamonds Never Fell into Enemy Hands’ (*): de oorlogsmemoires van Paul Timbal, topman van de Antwerpse Diamantbank. In mei 1940 vluchtte hij met een fortuin aan diamanten uit de Pelikaanstraat en kwam zes weken later via Parijs en Bordeaux in Londen terecht. Zijn verslag brengt een stuk oorlogsgeschiedenis van de diamantwijk tot leven.
Het verhaal van de redding van de Antwerpse diamanten was al langer bekend uit administratieve documenten, zoals het jaarverslag van de Antwerpse Diamantbank voor het jaar 1944. Met het verslag van Timbal wordt duidelijk hoe de vork kennelijk aan de steel zit, van naaldje tot draadje legt de auteur uit welke weg de diamanten juist hebben afgelegd, voor welke problemen en dilemma’s hij stond en hoe uiteindelijk alles goed is afgelopen. Het is een nieuwe bron voor de studie van de geschiedenis van de meidagen in 1940 en de invloed van die periode op de Antwerpse diamantnijverheid.

 

Paul J. Timbal was reserve-luitenant in het Belgisch leger



‘Passionant à lire’

De tekst berustte meer dan zeventig jaar in het archief van de Antwerpse Diamantbank (ADB). Binnen de financiële wereld was die bank een curiosum. Het grootste deel van de aandelen was in handen van drie banken die elkaars concurrenten waren: Société Belge de Banque (die in de jaren 60 deel ging uitmaken van de groep rond de Generale Bank), Bank van Brussel en Kredietbank. De drie banken vormden in de diamantwijk front tegen de Nederlandse banken, vooral dan de Bank van Amsterdam die in Antwerpen een filiaal had onder de naam ‘Amsterdamsche Bank voor België’. In de jaren 30 was er een tweestrijd tussen Amsterdam en Antwerpen over de vraag waar het Europese centrum van de diamanthandel zou komen. Die concurrentiestrijd speelde zich ook af op het vlak van de financiële instellingen.

Andere aandeelhouders van de Antwerpse Diamantbank waren het diamantmijnbedrijf de Beers en de Banque Transatlantique die met de Rotschilds verwant was. Het ging dus om een consortiale bank en die constructie zou meer dan zestig jaar standhouden, tot in 1999. In dat jaar kwamen alle aandelen in handen van KBC, de bank die het jaar voordien ontstaan was uit de fusie tussen Kredietbank en CERA Bank.

In 2009 vierde de bank haar 75 jarig bestaan en naar aanleiding daarvan verscheen een bedrijfsgeschiedenis, ‘Financing the World’s Most Precious Treasures’. Bij het onderzoekswerk kwam het rapport, 304 bladzijden die mooi ingebonden waren, aan de oppervlakte.

De tekst dateert uit 1943 en is dus meer dan drie jaar na het gebeuren geschreven. Timbal hield toen in New York het filiaal van de Antwerpse Diamantbank open. Vermoedelijk heeft hij de tekst geschreven voor zijn Amerikaanse vrienden aan wie hij zijn avonturen verteld heeft en die moedigden hem aan het verhaal op papier te zetten. Na de oorlog moet het werk gecirculeerd hebben in kringen van de ‘Haute Finance’, want de dochter van Paul Eduard Janssen, gravin Plater Zyberk, maakt er melding van in een boek over het leven met haar vader en noemt het ‘passionnant à lire’. Volgens haar mocht het zelfs verfilmd worden. Paul Eduard Janssen was een vooraanstaande figuur uit de Belgische financiële wereld en zowel voor als na de oorlog minister van Financiën. Bij het begin van de oorlog was hij voorzitter van de Antwerpse Diamantbank. De vermelding van gravin Plater Zyberk is de enige die we over het manuscript gevonden hebben. Het bleef ongepubliceerd en zelfs de kleinkinderen van Paul Timbal hadden tot 2007 geen weet van het bestaan ervan.

Niettemin is het interessante lectuur. Timbal schrijft een gemakkelijk leesbaar Engels dat zelfs Engelssprekenden waarderen. Het zakelijke verslag is in dagboekvorm geschreven, wat de leesbaarheid ervan vergemakkelijkt. Geregeld geeft de auteur lucht aan zijn emoties waardoor het verslag een ‘document humain’ wordt.


Neutraliteit en defaitisme

Timbal begint zijn verhaal met de pogingen om in de laatste maanden voor de oorlog een evacuatieplan op te maken voor de diamanten. Dat was een delicate opdracht, want een dergelijk plan kon van Duitse kant geïnterpreteerd worden als een samenwerking met de Britten met wie het Reich sinds 3 september ‘39 in oorlog was. Diamanten waren immers strategische goederen die gemakkelijk in neutrale landen verkocht konden worden en met de opbrengst konden de dubieuze kopers grondstoffen, spionageactiviteiten en oorlogspropaganda financieren. Tijdens de ‘Drôle de guerre’ beschuldigde de Duitse pers België er geregeld van onder een hoedje te spelen met Frankrijk en Engeland, vooral op economisch vlak. Zo schond ons land zijn neutraliteit. Een evacuatieplan van de Antwerpse diamanten naar een van die landen zouden de nazi’s ongetwijfeld als een oorlogsdaad interpreteren.  

Bovendien beschouwden velen een dergelijk noodplan als defaitisme. België had een leger van 600.000 man op de been gebracht, Brussel en Antwerpen lagen veilig achter de linie Koningshooikt-Waver (KW-linie), bij een Duitse aanval zouden de Fransen en de Britten snel ter hulp komen: er was geen enkele reden om uit Antwerpen weg te trekken. Als de plannen om dat wel te doen uitlekten, zou dat het moreel geen goeddoen.
Timbal zelf beweert dat hij toch een plan wilde opmaken, maar geen medewerking vond. Toen de aanval begon, lag er dus niets op tafel. Alleen een afspraak dat de diamantairs elkaar zouden treffen in het Franse Cognac, een stadje in de Charentes, mochten ze Antwerpen moeten verlaten. In Cognac beschikte de Franse Banque Transatlantique, een aandeelhouder van de Antwerpse Diamantbank, over safes die tegen bombardementen bestand waren en geschikt bleken om de diamanten in onder te brengen.


Franse vrijgeleide


Toen op 12 mei de Duitsers de Belgische linies aan het Albertkanaal hadden doorbroken en duidelijk werd dat de Duitsers weldra voor Leuven zouden staan, kwamen een aantal topbankiers bijeen in Brussel – onder wie Timbal. Er werden maatregelen besproken om de financiële effecten te beveiligen tegen Duitse beschietingen, bombardementen of een inbeslagname. Zo zou er een stempel gedrukt worden op ieder effect met de melding ‘Belgian Property’ en zouden alle nummers genoteerd worden zodat ze traceerbaar bleven. Op die manier zouden de Duitsers die niet kunnen verhandelen. 

Timbal besefte dat die maatregelen niet toepasbaar waren op diamanten en vatte het plan op om de voorraad van ADB, die hij al vanuit Antwerpen naar Brussel had overgebracht, naar Parijs te transporteren en nam daartoe contact met de Belgische regering en de Franse ambassade. Er kwam een akkoord waarbij Timbal een vrijgeleide kreeg van de Franse ambassade om in Frankrijk te reizen en de juridische adviseur van premier Pierlot, André Van Campenhout, zou Timbal op zijn tocht naar Parijs vergezellen als vertegenwoordiger van de overheid.

In de morgen van 13 mei vertrokken Van Campenhout en Timbal naar Parijs met in de koffer van de auto twee kisten met verzegelde diamanten waarvan de waarde achteraf geschat werd op 100 miljoen frank van toen. De diamanten waren, zoals het de gewoonte was in de sector, verpakt in verzegelde zakken zodat zelfs Timbal geen weet had van de juiste inhoud en waarde ervan. De twee inzittenden hadden elk een revolver bij zich, dat was de enige beveiliging.

Tijdens hun tocht kwamen ze in de verkeerschaos terecht die met de ‘exodus’ van mei ’40 gepaard ging, zodat ze ’s avonds maar tot Compiègne raakten. Met grote moeite vonden ze een hotel en konden, dankzij hun vrijgeleide, een beroep doen op de medewerking van de politiecommissaris. De twee kisten berustten ’s nachts in de politiecel van de plaatselijke prefectuur, bewaakt door twee agenten die, om de tijd te doden, een partijtje kaart speelden. Je zou je in een film van Jacques Tati wanen.
De volgende dag kon Timbal zijn kostbare vracht afgeven in het Parijse kantoor van de Banque Transatlantique en besloot naar Cannes door te reizen waar hij zijn gezin in het vooruitzicht van de oorlog had ondergebracht. Timbal was getrouwd met een Zweedse vrouw en was vader van een tweeling, twee meisjes van drie jaar. Als reserveluitenant van de artillerie was hij dienstplichtig, maar hij had een vrijstelling gekregen om zich met de diamanten te kunnen bezighouden. Nu daarvoor een oplossing gevonden was, moest hij zich over enkele dagen aansluiten bij zijn eenheid in België. Hij wilde van dat respijt profiteren om afscheid te nemen van zijn gezin en had daarvoor de lange rit van Cannes naar Parijs en terug over.


Blitzkrieg stilgevallen

Net zoals vele anderen, vreesde Timbal - terecht - dat Mussolini de Duitse zijde zou kiezen en bij een Italiaanse inval lag Cannes meteen in de frontlijn. Reden waarom Timbal en zijn vrouw beslissen van naar Lamalou-les-Bains uit te wijken in de Cevennes in de hoop dat die bergachtige streek niet door het oorlogsgeweld getroffen zal worden.
Vanuit Lamalou keert Timbal naar Parijs terug waar hij op 19 mei tot de constatering komt dat het door de Duitse opmars zeer moeilijk zal worden om naar België terug te keren. De Banque Transatlantique had intussen om veiligheidsredenen de diamanten naar Cognac laten overbrengen en Timbal besluit daarnaartoe te reizen, te meer omdat hij wist dat de gevluchte Antwerpse diamantairs ginds een onderkomen zochten.
In Cognac voert hij onderhandelingen met de plaatselijke autoriteiten om er de diamantnijverheid en handel voor de verdere duur van de oorlog over te brengen. De gesprekken verlopen stroef omdat een aantal ambtenaren nog tijdens de regering van het linkse Volksfront zijn aangesteld en zij beschouwen de diamantsector als decadent kapitalisme. De werkgevers van de streek vrezen dat de komst van de diamantwerkers het algemeen loonpeil in de hoogte zal jagen.

Bovendien is de infrastructuur in dit toen nog verarmde deel van Frankrijk belabberd. De situatie verbetert ietwat wanneer blijkt dat de diamantairs in het casino van Royan hun handel kunnen voeren. Die badplaats ademt al meer prestige uit dan het landelijke Cognac. Timbal maakt een interessante analogie: zoals in België de diamantslijpers in de stille Kempen aan de slag zijn en de handelaars in het prestigieuze Antwerpen, zo zullen in Frankrijk de arbeiders in het rurale Cognac werken en de diamantairs in het toeristische Royan! Een ander lichtpunt was dat Timbal op 20 mei zijn vrouw ontmoette in Cognac. Zij was met haar kinderen vanuit Lamalou naar de Charentes gereden omdat zij vermoedde, dat ze de onzekere periode beter zou doorkomen samen met de uitgeweken Belgische diamantairs. 
 
In Cognac werkt Paul Timbal nauw samen met Charles Van Antwerpen, de voorzitter van de federatie van de diamantbeurzen. Samen gaan ze in de grote zaal van het casino na of de lichtinval sterk genoeg is, zodat de diamantairs hun waar kunnen keuren. Dat gebeurde op 30 mei, het Belgisch leger had al gecapituleerd - maar toch ging iedereen ervan uit dat de Duitsers in Noord-Frankrijk tegengehouden zouden worden. Belangrijk om te weten is dat er tussen 28 mei, de dag van de Belgische capitulatie, en zes juni - het begin van het Duitse offensief richting Parijs - weinig gevochten werd. Alleen rond Duinkerke speelde zich een strijd op leven en dood af tussen de Engelse en Franse troepen die de inscheping van hun legers dekten en de Duitsers die dat absoluut wilden vermijden. Maar voor het overige bleef het langs de frontlijn, die dwars door Noord-Frankrijk liep, rustig. Die stilstand hielp de illusie voeden dat de Fransen erin geslaagd waren de Duitse aanval tot stilstand te brengen.
 
De capitulatie van Leopold III had Timbal, net als zoveel andere Belgen, bij de Fransen zeer impopulair gemaakt. Toen hij op 28 mei ’s morgens in de hall van zijn hotel kwam, vloog de eigenaar van het hotel hem bijna naar de keel en op een morgen vond hij zijn auto waarop de woorden ‘Sale Belge’ geschreven waren in het stof op het koetswerk.


Britse interventie

De belevenissen van Timbal hadden blijkbaar de aandacht getrokken van de Britten, want op 4 juni ontving hij een brief van het Britse consulaat in Bordeaux dat hem naar Londen uitnodigde om er besprekingen te voeren. Timbal ging op dat verzoek in en kon met een speciale vlucht mee naar de Engelse hoofdstad. Hij ontmoet er Ernst Oppenheimer, de topman van het diamantbedrijf De Beers. Tijdens die onderhandelingen wordt voor het eerst de mogelijkheid geopperd om de diamanten naar Groot-Brittannië te evacueren. Tijdens de vlucht terug, op 13 juni, verkeert Timbal in een select gezelschap van hogere officieren en lui met bijzondere missies. Onder hen een jonge luitenant van de Britse geheime dienst met wie Timbal van het geïmproviseerd vliegveld in Chateaudun naar Tours zal reizen. De officier, wiens profiel volledig beantwoordt aan dat van Ian Fleming - de schrijver van de James Bondboeken - neemt Timbal in bescherming tegen de Fransen die de Belgen ongunstig gezind waren en zorgt ervoor dat hij kan meerijden in de laadbak van een vrachtwagen. Zo raakt Timbal eerst in Tours. Later kan hij naar Poitiers doorreizen waar de Belgische regering zich gevestigd heeft.
Gezien de snel verslechterende evolutie aan het front - op 6 juni hebben de Duitsers het offensief hervat en acht dagen later trekken ze Parijs binnen - besluit Timbal na overleg met minister van Economische Zaken De Schryver de diamanten naar Engeland over te brengen. Hij heeft echter de grootste moeite om Charles Van Antwerpen te overtuigen die de noodzaak van een evacuatie niet ziet. Slechts onder druk van de regering geeft Van Antwerpen toe, zo sterk vertrouwt hij erop dat het Franse leger de situatie alsnog zal rechtzetten.

Het transport gebeurt vanuit Bordeaux op een kolenschip – de Broompark - dat de Britse geheime dienst voor die opdracht heeft ingezet. De diamanten zijn niet de enige waardevolle lading: aan boord is er een lading zwaar water uit het Institut Marie Curie. Zwaar water is een chemische stof die in Noorwegen gewonnen wordt, waar er voldoende hydro-elektriciteit aanwezig is en waarmee een atoombom gemaakt kan worden. Tijdens de ‘drôle de guerre’ had de Franse geheime dienst de bestaande voorraad uit Noorwegen naar Parijs overgebracht. Twee atoomgeleerden hadden de kostbare lading in de koffer van hun auto naar Bordeaux vervoerd. Hun verhaal vertoont veel gelijkenis met dat van Timbal.


Lord Suffolk

De expeditie stond onder leiding van Lord Suffolk, een excentrieke chemicus die lid was van ‘his Majesty’s secret service’ en later de leiding op zich zal nemen van een team dat niet ontplofte Duitse bommen ontmantelde. Bij dit riskant werk is hij in 1941 om het leven gekomen en kreeg hij de status van een oorlogsheld. De tocht met de Broompark en de redding van het zwaar water en de diamanten zijn de strafste krachttoer van de Lord. Timbals rapport is een belangrijke aanvulling van zijn levensverhaal en wekt in Groot-Brittannië belangstelling op. 
 
Tijdens de overtocht heerste er aan boord grote spanning. Ieder moment kon de Broompark het slachtoffer zijn van een U-boot, op een mijn varen of gebombardeerd worden. Bij het uitvaren van de Gironde zien Timbal en zijn medepassagiers hoe een ander schip plots explodeert en zinkt. Naar de oorzaak van de scheepsramp hebben ze het raden.  Gelukkig verloopt de overtocht die extra lang duurt omdat er zigzag gevaren moet worden, gunstig en na drie dagen - in de morgen van 22 juni - komt het transport aan in Falmouth - in het uiterste westen van Cornwall. Van daaruit en na heel strenge controles voordat de passagiers aan wal mogen komen, ging het met de trein naar Londen waar Timbal zijn lading kan afleveren bij de Diamond Corporation. Het avontuur is voorbij.

Een kleine twee maanden later, in augustus 1940 op een ogenblik dat de Luftwaffe Londen volop bombardeert, laat Timbal een inventaris opmaken van de diamanten door een Britse notaris in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de Britse douane en een medewerker van de Belgische ambassade. Zoals gezegd, maakt het eerste jaarverslag na de bevrijding van de Antwerpse Diamantbank melding van de tocht van Timbal – met de vermelding van de waarde van diamanten. Er is geen enkel element dat erop wijst dat dit dossier op een frauduleuze manier zou zijn afgehandeld. De diamanten zijn uiteindelijk in het vermogen van de rechtmatige eigenaars, of van hun erfgenamen, terechtgekomen.  


Verhaal van ontreddering

Uit dit zeer beperkte relaas blijkt hoe spannend de reis is verlopen en Timbal slaagt erin zijn lezer daarin mee te sleuren. Zijn verhaal legt vooral de ontreddering bloot: het is duidelijk dat zelfs de hoogste gezagsdragers volledig verrast zijn door de gebeurtenissen die elkaar in een duizelingwekkend tempo opvolgen. Bovendien hebben de ministers en zakenlui zelf grote zorgen rondom hun persoonlijke veiligheid en die van hun gezin: de verkeerschaos is enorm en de Franse premier Reynaud wordt zwaar gewond in een auto-ongeval, net als Hendrik Baels de gouverneur van de provincie West-Vlaanderen. Het is in die periode dat de ministers Spaak en De Schryver gescheiden worden van hun gezin en zij hebben er geen idee van dat dit vijf jaar zal duren, laat staan dat ze weten of ze hun geliefden ooit zullen terugzien.

Ook Timbal moet voortdurend zijn aandacht verdelen tussen zijn gezin en de zorg voor de diamanten. In die omstandigheden is er weinig ruimte voor manoeuvres en intriges die er normaal wel zijn als er zoveel geld op het spel staat. Telkens blijkt Timbal de juiste beslissing genomen te hebben, maar op het ogenblik zelf is dat helemaal niet duidelijk. Zo was het helemaal niet zeker of de diamanten in Londen veilig waren, velen verwachtten zich aan een snelle Duitse invasie van Engeland.

Drie jaar later, op het ogenblik dat Timbal zijn rapport schrijft, is er echter geen twijfel meer dat hij tijdens de blitzkrieg de juiste keuzes heeft gemaakt. Hij kan een succesverhaal schrijven, vandaar de 300 bladzijden. Andere verslagen over die periode zijn veel beperkter, ze gaan immers over misrekeningen en mislukkingen en de auteurs zijn een stuk minder spraakzaam. Zo vluchtten twee bestuurders van de Kredietbank, Philip Van Isacker en Victor Cambien, met de effecten van de bank naar Frankrijk. Na drie maanden keerden ze onverrichterzake naar België terug met hun lading: de hele reis was voor niets geweest! Het rapport over hun onderneming blijft beperkt tot vijf bladzijden.
 
Zoals bij alle memoires, is er bij de lezing ervan waakzaamheid geboden: je hoort maar één klok. Vooral in het conflict met Charles Van Antwerpen mogen we niet uit het oog verliezen dat we over geen bronnen beschikken die het standpunt van de andere partij laten horen. Toch hebben we de indruk dat Timbal eerlijk is, hoewel zijn handel en wandel onmiskenbaar  bepaald wordt door zijn maatschappelijke positie. Af en toe is het duidelijk dat hij moeite heeft om zich in de schoenen van de kleine man te plaatsen. Hij is een typische figuur uit de ‘Haute Finance’ van die dagen. Zo is zijn grote zorg in de zoektocht naar een nieuwe vestiging voor de diamantnijverheid of hij wel een stad zal vinden die voldoende prestige uitademt en ergert hij zich dat er in een hotel geen roomservice is voor zijn gezin. Daarbij vergeet hij blijkbaar dat er een oorlog aan de gang is.


‘Diamonds are for ever’

Naast het verhaal over de diamanten levert het rapport van Timbal enkele wetenswaardigheden op in verband met de algemene geschiedenis van de turbulente periode in mei-juni  ’40.

Zo is zijn tekst een voorbeeld van de initiatieven die Belgen in het buitenland tijdens de oorlog hebben genomen om het voor Leopold III op te nemen. Roger Keyes is de zoon van Lord Keyes die in 1940 de verbindingsofficier was tussen de Belgische koning en het Britse leger en die steeds de verdediging van Leopold III op zich heeft genomen. In zijn boek, Outrageous Fortune. The Tragedy of Leopold III and the Belgians, 1901-1941 dat in 1984 verscheen, stelt Keyes junior dat er al tijdens de oorlog Belgen geweest zijn die vanuit het buitenland zich achter Leopold III geschaard hebben. Volgens Jan Albert Goris, de Belgische diplomaat die net als Timbal tijdens de oorlog in New York leefde en onder het pseudoniem Marnix Gijsen naam heeft gemaakt in de Nederlandse literatuur, was de grote meerderheid van de Belgen in de Amerikaanse metropool echter anti Leopold III. Timbal was blijkbaar een uitzondering, want in zijn rapport sluit hij zich onvoorwaardelijk bij Leopold III aan en citeert hij uitgebreid uit teksten van Lord Keyes en van generaal Michiels, de chef van de Belgische Generale Staf, die uitleggen waarom de capitulatie onvermijdelijk was.  
 
Timbal laat ook Willem Eekelers aan het woord, na Camille Huysmans de belangrijkste man van de Antwerpse socialisten. Tijdens een diner met diamantairs in Royan op 3 juni pleitte Eekelers luidkeels in het voordeel van de koning. Dat is verwonderlijk, want nauwelijks enkele dagen voordien – op 31 mei tijdens de fameuze officieuze zitting van het Belgisch parlement in Limoges – was de Belgische Werkliedenpartij de hevigste tegenstander van de monarch en had de latere partijvoorzitter Max Buset zelfs geëist dat Leopold III terechtgesteld zou worden als hij in Belgische handen zou vallen. Hieruit blijkt dat er ook bij Links onenigheid was over de houding die tegenover de capitulatie moest worden aangenomen.

Controversieel is de geschiedenis rond de ontmoeting tussen Timbal en admiraal Darlan op 16 juni in Bordeaux. Hij ziet de latere topfiguur van het Vichyregime samen met enkele hogere officieren breed lachend uit een overheidsgebouw stappen. Het gezelschap heeft blijkbaar zin in het leven en wandelt Timbal gekscherend voorbij. De diamantbankier kan zijn ogen niet geloven en put zelfs een straaltje hoop uit het voorval: misschien is de situatie toch zo erg niet? De hoop wordt echter de bodem ingeslagen wanneer enkele ogenblikken later de Britse ambassadeur in Frankrijk met een zeer bedrukt gezicht het gebouw verlaat.

Hoe is het mogelijk dat de opperbevelhebber van de Franse vloot goed gehumeurd is op 16 juni 1940, een dag uit de zwartste week van de Franse geschiedenis? Sommige Franse historici gaan ervan uit dat de Franse rechterzijde al met al nog niet zo ongelukkig was met de nederlaag in mei ’40. Nu was ze tenminste van de democratie af en van de joodse en linkse stromingen. Het verhaal van Timbal over zijn ontmoeting met de goed gemutste Darlan is koren op de molen voor dit standpunt. Het zou gevaarlijk zijn om veel gevolgen te hechten aan die ene anekdote. Indien die evenwel bevestigd zou worden door andere feiten die in dezelfde richting wijzen, krijgt ze natuurlijk een groter belang.
Een laatste aspect van het verhaal van Timbal is pittoresk. We hadden het al over de ontmoeting tussen Timbal en Ian Fleming die steeds gesteld heeft dat hij de inspiratie voor de James Bondboeken uit zijn belevenissen gehaald heeft als geheim agent tijdens de Tweede Wereldoorlog. We kunnen dus redelijkerwijze aannemen dat de odyssee van de Antwerpse diamanten aan de basis ligt van het boek en de latere film ‘Diamonds are forever’. We beschikken niet over het absolute bewijs dat de geheimagent die Timbal op het vliegtuig uit Londen naar Châteaudun ontmoet, Ian Fleming is. Hij wordt immers niet met name vermeld. Wel is het absoluut zeker dat Fleming zich op 18 juni in Bordeaux bevond, op het ogenblik dat de Britse geheime dienst volop bezig was met de voorbereidingen voor de overvaart met de Broompark. Hij moet dus van het dossier op de hoogte geweest zijn. Zijn fantasie heeft de rest gedaan.

Kort na de oorlog verliet Paul Timbal de Antwerpse Diamantbank en bouwde in de Verenigde Staten zijn verdere loopbaan als zakenman op. Hij werd Amerikaans staatsburger, maar keerde toch naar België terug waar hij in 1971 stierf, de dag na zijn zeventigste verjaardag.

In 2009 was de Antwerpse Diamantbank een van de vennootschappen die KBC van de hand moest doen nadat die bank getroffen was door de financiële crisis die het jaar voordien losgebarsten was. Toen geen koper werd gevonden, slorpte KBC in 2015 zelf ADB op en zo kwam er een einde aan het bestaan van deze bank die meer dan tachtig jaar zijn stempel op het financiële leven in de diamantwijk had gedrukt.

Bruno Comer

(*) Paul J. Timbal, “Why the Belgian Diamonds Never Fell into Enemy Hands, May 10, 1940 – June 23, 1940”, by Bruno Comer, 2014.

  Omhoog
 

Daar zijn de transfers weer

Ewald Pironet – senior writer bij Knack
   
 

Aan de vooravond van de Vlaamse feestdag is het communautaire debat weer opgelaaid. Met een nieuwe berekening van de transfers én een studie die aantoont dat het regionale verschil in werkloosheid binnen één land nergens in Europa zo groot is als in België.

Jaarlijks gaat 7 miljard euro van de rijke Vlaamse belastingbetaler naar de armere Franstaligen. Dat blijkt uit een nieuwe berekening van de transfers door de Leuvense professor André Decoster en onderzoeker Willem Sas. Vorige studies kwamen meestal uit op een transferbedrag tussen de 5 en 6 miljard per jaar.



Het begrip transfer volgens Decoster en Sas


Financiële stromen worden berekend door de betaalde belasting, bijdrage of uitkering voor elke burger te vergelijken met het gemiddelde. Als je meer betaalt dan het gemiddelde, draag je bij. Als je minder betaalt dan het gemiddelde, dan ben je ontvanger. Door ons belasting- en socialezekerheidsysteem zijn er miljoenen kleine financiële stroompjes tussen alle burgers van dit land. Van rijke Vlamingen naar arme Brusselaars, maar ook van rijke Walen naar arme Vlamingen en van rijke West-Vlamingen naar arme West-Vlamingen.

In de benadering van financiële stromen tussen de gewesten worden die miljoenen microstroompjes opgeteld per gewest. Zo komen we tot het resultaat dat de gemiddelde Vlaming elk jaar 283 miljoen meer bijdraagt dan gemiddeld. Dit is wat we de financiële stroom tussen de gewesten noemen. We doen hetzelfde voor de sociale bijdragen (gemiddeld draagt de Vlaming 203 miljoen meer bij), en voor de sociale uitkeringen. In 2017 komen we zo tot een financiële stroom van 6,3 miljard euro, die Bourgeois doet dromen.

Vlaams minister-president Geert Bourgeois (N-VA) presenteerde de nieuwe cijfers eind vorige week. Hij stipte daarbij aan dat Vlaanderen met die 7 miljard euro heel wat zou kunnen doen. Dat is misleidend: de transfers zijn geen dotaties van Vlaanderen aan Wallonië. Maar het geeft wel weer wat de Belgen aan de overheid betalen en wat ze daarvoor terugkrijgen. Omdat de Vlamingen gemiddeld rijker dan de Franstaligen zijn, vloeit via de federale belastingen (4,7 miljard euro) en de sociale zekerheid (2 miljard euro) Vlaams belastinggeld naar Franstalige landgenoten. En omdat er per inwoner meer Franstalige dan Nederlandstalige ambtenaren zijn, loopt een deel van de geldstroom (300 miljoen euro) ook via de ambtenarenweddes.


Met de PTB/PVDA aan de macht zal Wallonië pas echt een economisch kerkhof worden


Al sinds de tweede helft van de jaren zeventig stroomt er jaarlijks een groot bedrag naar Wallonië. Volgens Decoster en Sas zullen de transfers nog een tijdje aanhouden, ook al zullen ze door de zesde staatshervorming in 2020 naar 6,6 miljard euro dalen. Zonder de transfers zou Wallonië in een sociale noodsituatie terechtkomen. In bijna een halve eeuw is de regio er niet in geslaagd om een economische ommezwaai te realiseren en de kloof met Vlaanderen te dichten. Internationale studies wijzen erop: hoe meer herverdeling er tussen regio's is, hoe trager de inhaalrace verloopt.

Transparante solidariteit met armere regio's is best verdedigbaar, maar het zou goed zijn als die geldstromen de economie zouden aanzwengelen. Dan kunnen de transfers op termijn verminderen en zelfs uitdoven. Daar is in ons land geen sprake van. Bovendien is de vraag of de Vlamingen (zelfs als ze dat willen) die transfers kunnen blijven betalen, nu iedereen steeds meer geld nodig heeft voor de oplopende vergrijzingskosten. Het debat daarover blijft uit.

Het is van het grootste belang dat de economie in Wallonië opveert en er meer mensen aan de slag kunnen. Om de transfers af te bouwen, maar ook om de Walen zelf enig toekomstperspectief te bieden: ze hebben nu een armoederisico van 18 procent, bijna het dubbele van Vlaanderen. De extreemlinkse PTB/ PVDA, die volgens peilingen in Wallonië meer dan 20 procent van de stemmen kan halen en er mogelijk de grootste partij wordt, zal daar niet voor zorgen. Integendeel: haar economische programma kost, voorzichtig berekend, 50 miljard euro per jaar. Het staat garant voor een explosie van onze overheidsschuld en een verarming van de bevolking. Met de PTB/PVDA aan de macht zal het zuiden van het land pas echt een economisch kerkhof worden.


De transfers zijn geen dotaties van Vlaanderen aan Wallonië. Maar het geeft wel weer wat de Belgen aan de overheid betalen en wat ze daarvoor terugkrijgen


Ondertussen belooft CD&V-vicepremier Kris Peeters tegen 2025 de 'volledige tewerkstelling' in België. Dat zou betekenen dat minder dan 3 procent van de beroepsbevolking werkloos zou zijn. Daar zijn we vandaag, met een werkloosheidsgraad van bijna 8 procent, mijlenver van verwijderd. Het verschil in werkloosheidsgraad tussen de regio's is wel groot: in het Vlaamse Gewest bedraagt hij 4,9 procent, in het Waalse Gewest 10,6 procent en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest 16,9 procent.

Zulke grote regionale verschillen bestaan in alle landen, hoor je vaak beweren. Een recente berekening van Eurostat, verspreid door het Steunpunt Werk (KU Leuven), spreekt dat tegen. In 2016 was het verschil in werkloosheid binnen een land nergens in Europa zo groot als in België. Het contrast met de Scandinavische landen en Nederland, waar je de kleinste regionale verschillen terugvindt, is groot.

Tot dusver werden voor de slechte economische prestaties van het zuiden van het land altijd verzachtende omstandigheden ingeroepen. Dat de economie er verouderd is, bijvoorbeeld. Maar het grote regionale verschil in werkloosheidsgraad in een klein landje als België kan niemand nog vergoelijken. Politici en sociale partners zouden daarvan wakker moeten liggen. Anders wachten hun straks nachtmerries.


Bron: Knack 12 juli 2017

  Omhoog

Colofon

Redactie van het e-zine 'Vivat academia" Editie 11

- Bruno Comer, hoofdredactie - voorzitter VVA-afdeling Brugge
- Ghislain Duchâteau, eindredactie - vicevoorzitter VVA-nationaal
- Paul Becue, redactielid - voorzitter VVA-Nationaal

Afmelding

Wie deze nieuwsbrief liever niet ontvangt, kan zich afmelden met een berichtje naar
het VVA-secretariaat